Door: Ditty Eimers − 27/04/14, 21:30
© anp.
Het belang van vrij
spelen wordt onderschat door ouders, waarschuwt de Amerikaanse psycholoog Peter Gray. 'Ouders die er
steeds bovenop zitten, doen hun kind tekort.'
Het enige dat
nog lijkt te tellen is of kinderen uitblinken op school. Dat voedt het narcisme bij kinderen die
goed presteren: ik ben beter dan de rest.
Zondagmiddag. In de voetbalkooi van de speeltuin in
het Utrechtse Griftpark trappen vier jongens een balletje met hun vaders. "Goed gezien, Stefan",
prijst een vader met knalrood hoofd de voorzet van zijn zoon. Verderop zit een moeder met drie
kleuters in de zandbak. "Kom, we gaan een heel grote taart bakken", roept ze enthousiast. Voor de
hoge glijbaan staat een vader met zijn dochtertje. "Ik weet niet of ik durf, papa", zegt het meisje.
"We kunnen het, Eline, ik weet het zeker."
Vaders en moeders die meevoetballen, klimmen
en in de zandbak spelen, geweldig toch? Nee, zegt psycholoog Peter Gray, hoogleraar psychologie aan
het Amerikaanse Boston College. Ouders moeten hun kinderen veel meer zelf laten aanmodderen,
schrijft hij in zijn nieuwste boek 'Free to learn'. Ouders die gaan meespelen als er een vriendje
komt, moeten niet gek opkijken als hun kind narcistisch wordt, waarschuwt hij. Door je afzijdig te
houden, geef je ze meer kans hun empatisch vermogen te ontwikkelen. Ze weten dat vriendjes zomaar
kunnen afhaken als er geen ouder is die ingrijpt. "Dat betekent dat ze steeds bedenken wat andere
kinderen wel of niet leuk vinden en daar rekening mee houden", schrijft Gray.
Grays boek
is één groot pleidooi voor vrij kinderspel. Geef kinderen tijd om hun fantasie uit te
leven. Laat ze rennen en dwalen met speelkameraadjes die ze zelf uitkiezen. Zonder volwassenen die
op hun lip zitten. Amerikaanse kinderen krijgen daar nauwelijks gelegenheid meer voor. Ze hebben
veel huiswerk en hun ouders plannen de resterende tijd vol met speelafspraken, sportclubs en
cursussen. Op school, maar ook daarbuiten, staat alles in het teken van individuele prestaties.
Terwijl ze juist dat vrije, ogenschijnlijk doelloze spel nodig hebben voor een gezonde
sociaal-emotionele ontwikkeling, blijkt uit een grote stapel onderzoeken die Gray aanhaalt. Al
spelend leren kinderen zelf oplossingen bedenken, onderhandelen, emoties verwerken.
Een
hele middag postbodetje spelen op zolder of uren met vriendjes de hort op: ook bij Nederlandse
kinderen komt het er steeds minder van. Op school maakt spelen al vanaf groep 1 plaats voor meer
rekenen en taal. Na school gaan ze naar clubs of lokt de computer. In het weekend maken ze
uitstapjes met het hele gezin.
Geef ze vrij spel
"We ontnemen
kinderen de kans om zichzelf en de wereld te ontdekken", zegt hoogleraar pedagogiek en lector Early
Childhood Sieneke Goorhuis. Ze deelt de mening van Gray dat ouders vergeten zijn hoe belangrijk het
is om kinderen vrij te laten spelen. Dat is wezenlijk anders dan spel, waarbij ouders een kind
stimuleren, sturen of corrigeren, zegt ze.
Vrij spel gaat helemaal van kinderen
zelf uit. "Kinderen hebben dat nodig om hun innerlijke kompas te ontwikkelen." Ervaren dat ze zelf
iets kunnen oplossen vergroot hun creativiteit en zelfvertrouwen. Fantasiespel leert ze om
ervaringen te verwerken en emoties te uiten. Door spannend buitenspel leren ze samenwerken en
grenzen verleggen. Goorhuis: "In vrij spel oefenen kinderen constant met sociaal gedrag. Als ze niet
eerlijk of bazig zijn, corrigeren andere kinderen dat. Door het hardop te zeggen of een volgende
keer niet meer mee te spelen."
Wetenschappelijk bewijs dat te weinig vrij spelen leidt
tot meer kinderen met narcisme is er niet. Maar Goorhuis kan zich er wel wat bij voorstellen. "Het
enige dat nog lijkt te tellen is of kinderen uitblinken op school. Dat voedt het narcisme bij
kinderen die goed presteren: ik ben beter dan de rest. Kinderen die minder scoren kunnen juist
faalangstig worden van die grote nadruk op schoolprestaties." Via vrij spel zien kinderen dat er
meer variatie is. Goorhuis: "Het mooie is dat de rangorde anders is dan op school. Een meisje dat
grote moeite heeft met lezen, ontdekt dat ze goed in een boom kan klimmen. En dat jongetje dat in de
klas altijd de beste is, wordt meer bescheiden als hij geen bal in het doel krijgt."
"Ouders weten wel dat spontaan spelen belangrijk is, maar ze handelen er niet naar", zegt
psychologe Louise Berkhout. In 2012 promoveerde ze aan de universiteit van Groningen op onderzoek
naar vrij spel. Ouders kunnen het niet laten om zich met het spel van hun kind te bemoeien, zegt ze.
Ze zien spel als iets waar kinderen van moeten leren: 'Hoeveel blokken heb je gestapeld?' Of ze
denken dat ze hun kind moeten vermaken. "Ouders denken te snel dat kinderen zich vervelen. Wacht tot
ze zelf met iets komen. Ze zullen je verrassen."
Spelen kost tijd
Voor haar onderzoek observeerde Berkhout spelende kinderen in bijna vijftig kleuterklassen.
Kinderen hebben tijd nodig om tot spelen te komen, ontdekte ze. Ze moeten spulletjes zoeken,
bedenken waar hun spel over moet gaan en wie welke rol krijgt. Berkhout: "Bij de een duurt het
langer dan bij de ander, maar geen kind blijft met de armen over elkaar zitten." Na een tijdje komen
ze in een soort flow en gaan ze helemaal op in hun spel. Hoe meer ze zich onbespied wanen, hoe
intensiever ze spelen. "Dat kunnen ze uren volhouden. Maar zodra een volwassene zich ermee bemoeit
is het afgelopen."
Ieder kind zou minstens twee tot drie uur per dag vrij moeten spelen,
vindt Berkhout. Binnen, maar ook buiten. "Laat ze zelf hun weg vinden. Wie durft in die boom te
klimmen? En welk kind kan daarbij helpen? Van die ervaringen leren ze meer dan door alles voor te
kauwen." Minder controledrang van ouders maakt buitenspelen ook een stuk aantrekkelijker, denkt ze.
Berkhout: "Avonturen beleven maakt kinderen blij."
Ze vindt dat ouders meer vertrouwen in
hun kinderen moeten hebben. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die niet steeds in de gaten worden
gehouden, uit zichzelf weinig echt gevaarlijke dingen doen. Ze kiezen een schuurtje dat net hoog
genoeg is om vanaf te springen. Natuurlijk, ze kunnen zich ook in de nesten werken. Berkhout: "Gun
ze de kans om daar zelf weer uit te komen. Risico's nemen is niet per se slecht."
In 'Free to Learn' betoogt psycholoog Peter Gray dat ouders hun kinderen veel meer zelf moeten
laten aanmodderen. Ouders die gaan meespelen als er een vriendje komt, moeten niet gek opkijken als
hun kind narcistisch wordt.
Buitenspelen en ouderlijk
toezicht
20% van de kinderen van 6 tot en met 12 jaar
speelt elke dag buiten.
22% van de kinderen speelt nooit of hooguit
één keer in de week buiten. De rest zit ertussenin.
19% van de kinderen speelt minder buiten dan ze zouden willen. Zij komen
vaker uit stedelijke gebieden. Stadskinderen geven ook vaker aan dat ze niet op leuke speelplekken
kunnen komen omdat het niet mag van hun ouders of omdat ze er niet zelf heen kunnen.
34% van de kinderen van 6 t/m 8 mag niet of alleen af en toe zonder toezicht
van een volwassene buitenspelen. Bij kinderen van 9 t/m 12 is dat 11 procent.
29% van de kinderen mag niet alleen naar school lopen. Van de 6 t/m
8-jarigen mag maar 25 procent van de kinderen altijd alleen naar school lopen.